in de kelder was het stil
daar hoorde ze ons niet groeien
zonder woorden hield de onderbuik
van het huis ons buiten
daar knoopte moeder steek
na steek een jarenlang tapijt
van laat me nu toch even
we waren vaak te veel kabaal
dan kroop ze weg tussen de kolen
en mat de tijd in knopen
ze steekt weer in de kelder, zeiden we
en wij maar zonder grenzen
boven blijven leven
hoor hoeveel zachter wij nu lopen
in het huis waar kamerbreed tapijt
moeders doodgaan dempt