Michel Janssens geeft een tastbare en vaak imposante gedaante
aan zijn ervaringen, zijn bedenkingen,
zijn kijk op mensen en hun zending of boodschap, hun identiteit,
op wat tot zijn verbeelding en zijn cultuur behoort.
In de smidse van zijn vader,
waar ook zijn grootvader smid was,
bouwt hij vanuit roodkoperen platen of buizen
figuren op die vaak groter zijn dan een menselijke gedaante,
fabelwezens die soms een animale allure aannemen of bezitten
onder meer omwille van hun vleugels
of wat wij zouden kunnen omschrijven
als de tastbare reflectie van een verlangen,
van een behoefte om zich te verheffen
of te ontsnappen aan het vastkleven aan de aarde.
Het beeld omschrijft een gedachte,
een streven in fijne vertakkingen
die ritmes zijn en geladen herhalingen.
De gedaante van zijn personages suggereert immers
wat meer een streven is dan een concrete vaststelling.
Zo refereert ook een deel van de herkenbare beeldtaal
aan wat deel uitmaakt van ons Westers patrimonium
zodat een tastbare figuratie
de verwoording van een geestelijk gegeven is geworden.
De koperen figuren van Michel Janssens
beschrijven een realiteit en evenzeer een verlangen.
Zij pogen om in een ruimtelijke ritmiek
net zozeer een concreet wezen te vatten
als zij de veelheid aan emoties suggereren
die een menselijk of wellicht ook ander wezen bezit.
Zij zijn fabel en werkelijkheid tegelijk,
complexe structuur
evenzeer als een vanzelfsprekende zichtbaar geworden intensiteit,
poëzie en elan, verhaal en verdichting,
vorm en bolster van emotie.
Hugo Brutin
( Uit de inleiding van tebtoonstelling “zomersculpturen-beeldige wandeling”Blankenberge 2018)